Een aantal strafbare feiten (verkeersdelicten, waaronder rijden onder invloed (van alcohol of drugs)) leidt regelmatig tot een ontzegging van de rijbevoegdheid (
§ 69 StGB: Entziehung der Fahrerlaubnis).
Deze ontzegging is van permanente(re) aard dan het
Fahrverbot: de betrokkene wordt geacht niet (meer) geschikt te zijn om aan het verkeer deel te nemen. Zijn eerder - bij het rijexamen - aangetoonde geschiktheid wordt hem ontnomen. Dit is ook de reden waarom de betrokkene na enkel tijdsverloop niet 'gewoon' weer zijn rijbevoegdheid terug krijgt, maar hiertoe een formele verzoek (
Antrag) moet indienen. Soms moet hiertoe ook nog een medisch attest of een
MPU (
Medizinisch Psychologische Untersuchung) worden overgelegd. De kosten van het onderzoek naar de geschiktheid om als bestuurder aan het verkeer te mogen deelnemen draagt de betrokkene zelf.
De
Entziehung der Fahrerlaubnis wordt als
freitheitsbeschränkende Maßregel opgelegd door de rechter of (in de meeste gevallen) door een
Verwaltungsbehörde (
Fahrerlaubnisbehörde of
Führerscheinstelle).
Dat laatste zal automatisch gebeuren, wanneer de houder van het rijbewijs 8 '
Punkte' in het
Verkehrszentralregister in Flensburg 'opgebouwd' heeft, bijvoorbeeld door het plegen van meerdere verkeersovertredingen. Hij is zijn rijbevoegdheid dan
minimaal 6 maanden kwijt (
verwaltungsrechtliche/behördliche Sperre gem. § 20 Abs. 4 Fahrerlaubnisverordnung (FEV)).
Een ontzegging door de rechter is uitsluitend mogelijk indien sprake is van één van de strafbare feiten van
§ 69 Abs. 2 StGB.
Deze strafbare feiten zijn alle ‘
Verkehrsdelikte’, zoals:
Afhankelijk van de zwaarte van het strafbare feit koppelt de rechter aan de door hem opgelegde
Führerscheinentzug ook een '
Sperrfrist'. Dit is de tijd waarbinnen de betrokkene geen nieuwe
Fahrerlaubnis verleend mag krijgen (i.e.
Neuerteilung der Fahrerlaubnis (§ 20 FeV)). De
rechterlijke Sperrfrist is trouwens een prognose van de rechter inzake de vermoedelijke duur van de ongeschiktheid van de verdachte. Valt die prognose voor de verdachte gunstig uit, dan zal de
Sperrfrist minder lang zijn; in het andere geval kan de rechter ook de maximale
Sperrfrist aan de
Entziehung der Fahrerlaubnis koppelen. De verdediging zal zich dus op die 'geschiktheid' van de bestuurder concentreren, en niet, zoals ten onrechte wel wordt aangenomen, op de noodzaak van het moeten kunnen beschikken over de rijbevoegdheid. Dat laatste had de verdachte dan maar eerder moeten beseffen, zo de redenering van de rechter.
Normaliter bedraagt de
Sperrfrist een periode tussen de 6 maanden en de 5 jaar; de
minimale Sperrfrist die een rechter kan opleggen bedraagt overigens 3 maanden (
§ 69a Abs. 3 StGB). Is echter in de periode van 3 jaar vóór het te beoordelen feit al eerder een
Sperre opgelegd, dan bedraagt de (nieuwe)
Sperrfrist trouwens 1 jaar (
§ 69a Abs. 4 StGB).
De rechterlijke
Sperrfrist begint te lopen met het onherroepelijk worden van het
Urteil of de
Strafbefehl, zulks in tegenstelling tot de
Sperrfrist die geldt bij een
Führerscheinentzug door de
Fahrerlaubnisbehörde. In dat geval geldt de
sofortige Entziehung, en de
Sperrfrist begint gelijk te lopen. Een ingediend rechtsmiddel verandert daar dus niets aan (geen opschortende werking voor de
Führerscheinentzug), en dat is maar goed ook: hoe sneller de
Sperrfrist voorbij gaat, hoe sneller de
Antrag auf Wiedererteilung der Fahrerlaubnis kan worden ingediend.
Een nieuwe
Fahrerlaubnis kan de betrokkene trouwens al vanaf 6 maanden vóór afloop van de
Sperrfrist aanvragen, dit in verband met de thans gebruikelijke lange doorlooptijd tussen aanvraag en daadwerkelijke verlening (mits aan alle voorwaarden voldaan is). Overigens zou dat soms ook eerder kunnen wanneer hij voordien bijvoorbeeld een speciale (verkeers)cursus met positief gevolg doorlopen heeft. In dat geval moet een daarop gerichte
Antrag bij de rechter worden ingediend.
Het dictum van een veroordelend
Urteil of
Strafbefehl met Sperrfrist (voor de duur van bijvoorbeeld 8 maanden) zou bij een buitenlands rijbewijs als volgt kunnen luiden: